Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

Geen wijziging van onjuiste rekenrente door staatssecretaris (4 maart 2013)

Op 27 februari stuurde staatssecretaris Klijnsma een brief naar de Tweede Kamer over o.a. de rekenrente (zie bijlage) die de discutabele redenering voor handhaving van de huidige rekenrente duidelijk omschrijft.
“De hoofdboodschap van deze brief laat zich kort samenvatten:
- De hoge mate van zekerheid van de bestaande pensioenaanspraken stelt hoge eisen aan de financiering daarvan. Pensioenfondsen hoeven weliswaar niet risicovrij te beleggen, maar moeten in beginsel over voldoende geld beschikken om te allen tijde over te kunnen schakelen op risicovrije beleggingen, zoals staatsobligaties, om de aanspraken veilig te stellen.
- Het hanteren van een hogere rekenrente maakt fondsen – en daarmee de pensioenen – kwetsbaarder voor tegenvallers. De uitbetaling van de toekomstige pensioenen komt hierdoor sneller in gevaar, hetgeen vooral de jongere generaties werkenden raakt.
- Om er voor te zorgen dat alle generaties kunnen rekenen op hun pensioen moeten fondsen de verplichtingen berekenen met de risicovrije rente.
- Hebben pensioenfondsen te weinig geld in kas, dan kan dat in het uiterste geval leiden tot het korten van aanspraken en van ingegane pensioenuitkeringen. Dat is vervelend, maar noodzakelijk om het stelsel toekomstbestendig te houden.”

Met als toelichting:
“Door de berekening van pensioenverplichtingen met de risicovrije rente wordt de betaling van pensioenen ook op lange termijn veilig gesteld. Deze eis uit het financieel toetsingskader in de Pensioenwet heeft alles te maken met het karakter van de Nederlandse pensioenregelingen, op grond waarvan werknemers aanspraken opbouwen met een hoge mate van zekerheid. Toepassing van de risicovrije rente heeft daarbij een praktische betekenis. Ten eerste stelt het fondsen in staat om te allen tijde over te kunnen schakelen op risicovrije beleggingen om de opgebouwde aanspraken veilig te stellen. Zij kunnen zo precies genoeg rendement maken om alle opgebouwde aanspraken met hoge zekerheid te financieren. Ten tweede hebben pensioenfondsen die hun activiteiten staken bij een dekkingsgraad van 100% op basis van de risicovrije rente in beginsel genoeg kapitaal om de verplichtingen aan een verzekeraar over te dragen, zonder de aanspraken te hoeven verlagen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij fondsen, waarvan de achterliggende werkgever er mee stopt.”

In deze brief wordt te veel vertrouwen gesteld in de zogenaamde risicovrije rente, waaronder de rente op solide staatsobligaties zoals van Duitsland wordt verstaan. Toch zijn er vraagtekens bij te zetten. Qua terugbetaling zijn momenteel veel landen niet meer zo safe. We denken daarbij niet alleen aan Italië of Griekenland die enige jaren geleden nog als safe golden, maar ook aan Frankrijk of zelfs Nederland. Ook deze risicovrije rente is niet constant over de tijd. In 2006 stond deze op 4,8% en nu op ca. 2,5 %.  Voor risicospreiding dient een beleggingsportefeuille altijd divers te zijn.  Ook het idee dat bij onverhoopte liquidatie van het fonds de in voorraad zijnde staatspapieren gemakkelijk tegen pari zouden kunnen worden verkocht, is denkbeeldig. Bij een ruim aanbod op de kapitaalmarkt zou de koers van deze papieren waarschijnlijk instorten.

Pensioenfondsen dienen te worden gewaardeerd als een going concern. De gedachte dat vanuit de optiek van het pensioenfonds zou moeten worden gewerkt met een objectieve en uniforme marktrente is ook naïef. Het fonds ABP weet al gedurende vele jaren een gemiddeld rendement te maken van ca. 7%.  Waarom moet dit fonds haar toekomstige verplichtingen dan disconteren met een rente van 2,5% ?  Dit impliceert een enorme overwaardering van haar verplichtingen en dus een veel te pessimistische dekkingsgraad. Dat leidt dan weer tot de noodzaak tot niet-indexeren, korten en premiestijging , terwijl een en ander helemaal onnodig is.  En bovendien alleen maar paniek, veel problemen en onrust bij alle pensioendeelnemers geeft. In 2013 wordt er voor 225 miljoen euro onnodig gekort, terwijl bij 4% rente er helemaal geen korting nodig zouden geweest.

Waarom zou een pensioenfonds überhaupt willen overschakelen op risicovrije beleggingen? Daarmee stel je zeker de opgebouwde aanspraken en speciaal de indexatie niet veilig gezien het lage rendement. Integendeel, dat roept uitkeringsproblemen op en bovendien bestaat risicovrije rente niet. En waarom zou een pensioenfonds zijn verplichtingen moeten kunnen overdragen aan een verzekeraar die een uitkeringszekerheid van 99,5% moet bieden (d.w.z. eens in de 200 jaar kans op een probleem), terwijl pensioenfondsen moeten voldoen aan een zekerheid van 97,5% (d.w.z. eens in de 40 jaar kans op een probleem)? Pensioenfondsen voeren arbeidsvoorwaardelijke regelingen uit en zij zijn géén verzekeraar, maar een coöperatieve non-profit waarborgfonds voor pensioenen. Pensioenverzekeringen bestaan ook, maar die worden geregeerd door andere wettelijke regels. Het beleid van twee totaal verschillende regelingen voor pensioen aan elkaar (willen) koppelen, is onbegrijpelijk, onnodig en niet logisch.

In de bijlage vindt u de actuele nieuwsbrief van de KNVG van 24 februari  2013.
Een aangepast overzicht van de pensioenkortingen per 2 maart 2013 vindt u in de bijlage.

Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 4 maart 2013.