Onze pensioenverliezen in 2022 met de WTP
Het Financieel Dagblad publiceerde de afgelopen week de resultaten van een onderzoek van consultant Bell en OverRendement. De belangrijkste conclusie is dat de pensioenfondsen in 2022 na aftrek van kosten een beleggingsrendement boekten van gemiddeld 21% negatief. Zij baseren zich op DNB-data over 177 pensioenfondsen die eerder deze maand werden gepubliceerd. Deze fondsen behaalden allen een negatief jaarrendement, variërend van -40,7% tot -9,3%.Als wij in 2022 de nieuwe pensioenwet WTP al zouden hebben gehad, dan waren die negatieve rendementen ten koste gegaan van ons individuele pensioenpotje. Willen we een dergelijke jaarlijkse variatie in ons pensioen wel? Voor de werkende deelnemers is dat nog alleen op papier, maar gepensioneerden merken dat meteen in hun inkomen. In euro’s daalde volgens Bell het vermogen van de 177 onderzochte pensioenfondsen vorig jaar met €368 mrd, van €1.806 mrd naar €1.438 mrd.
Huidige stelsel
In 2022 steeg de rente waarmee pensioenfondsen hun verplichtingen boekhoudkundig berekenen van 0,5% naar 2,5%. Het grootste deel van deze stijging vond plaats in de eerste helft van het jaar. De rentestijging leidde tot een verlies op de afdekking van de renterisico van -16,6%. Een afdekking van het renterisico met de verwachting van hogere of lagere rente wordt gedaan met een matching portefeuille, die tegengesteld reageert op het afgedekte renterisico. Het doel van de matching portefeuille is het beheersen van het renterisico van de pensioenverplichtingen van het fonds. De contante waarde van de verplichtingen is (zeer) gevoelig voor veranderingen van de rente. Indien de rente daalt, stijgt de contante waarde van de verplichtingen (er is meer vermogen nodig voor het afdekken van toekomstige verplichtingen). Bij een rentestijging daalt de contante waarde van de verplichtingen (er is minder vermogen nodig voor het afdekken van de toekomstige verplichtingen). Om te voorkomen dat renteveranderingen een te grote invloed hebben op de vermogenspositie van het pensioenfonds wordt daarom een deel van het renterisico afgedekt via de matching portefeuille.
Een dergelijke rentehedge was tot 2007 helemaal niet nodig, omdat voor de berekening van de contante waarde van de verplichtingen een vast rentepercentage van 4% werd gebruikt. Maar in 2007 bij de invoering van de huidige Pensioenwet werd dit vaste percentage vervangen door een variabel percentage voor het boekhoudkundig contant maken van de verplichtingen (de toegezegde pensioenbedragen door een pensioenfonds omrekenen tegen euro’s van nu). Dat gebeurde nu met een risicovrije rente vast te stellen door DNB. Die bedacht de Rente Termijn Structuur (RTS) die gebaseerd werd op de rente van staatsobligaties met alle ellende die dat heeft gegeven, zoals niet indexeren en zelfs verlagingen van pensioenen sinds 2007.
Waarom dan toch indexeren in 2022
Dat kwam door een positief effect van de forse rentestijging van 2% dat het rendement op de verplichtingen in 2022 nog veel harder deed dalen dan het beleggingsrendement. Volgens Kramer van OverRendement was dat voor alle fondsen gemiddeld -36%. Hierdoor kwam het gemiddelde relatieve rendement van de fondsen uit op 15%.
Alle pensioenfondsen behaalden in 2022 een positief relatief rendement, dat varieerde van 0% tot 27%. Kramer: ‘Daarmee gaat 2022 de boeken in als een jaar van extreme uitkomsten. Het kan dus een groot verschil maken bij welk pensioenfonds een deelnemer is aangesloten. Bij een vast percentage voor de verplichtingen zou dat verschil veel kleiner zijn geweest en pensioenfondsen zouden meer hebben kunnen indexeren dan nu is gebeurd inclusief inhaalindexatie. De invoering van de WTP maakt het nog slechter, dus géén WTP.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenhoud 27 maart 2023