Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

Betreft: inbreng voor rondetafelgesprek van VC SZW der TK op 3 september 2014


De Vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Per adres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


Wassenaar, 22 augustus 2014

Zeer geachte leden van de VC SZW der Tweede Kamer,

Op 3 september a.s. overlegt u over de aanpak en procedure met betrekking tot de behandeling van de Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing van het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen (Wet aanpassing financieel toetsingskader).

Het bestuur van de Stichting Pensioenbehoud zou graag de volgende punten onder uw aandacht willen brengen.

Algemeen
Na jaren van discussie over een aanpassing van het financiële toetsingskader ligt er nu een wetsvoorstel ter beoordeling waarvan de nadelen wel eens groter zouden kunnen zijn dan de voordelen. In de eerste plaats moet de aangekondigde maatschappelijke discussie over ons pensioenstelsel nog plaats vinden en het is te verwachten dat de uitkomst daarvan grote invloed zal hebben op het huidige voorstel voor een aangepast FTK. Wij zijn dan ook van mening dat de volgorde omgekeerd zou moeten zijn. Wij zijn voorstander om het voorstel voor aanpassing van het FTK pas te behandelen nadat de maatschappelijke discussie is afgerond.

Ten tweede is het de bedoeling dat de pensioensector vanaf 2015 gaat werken met aangepaste regels op dit punt. Maar indien er sprake is van politieke vertragingen in de besluitvorming dienen naar onze mening de gevolgen niet fiscaal te worden afgewenteld op werkgevers en werknemers ingeval het niet gereed hebben van alle pensioenreglementen per invoeringsdatum van 1 januari 2015. Naar onze mening kan de wet beter van kracht worden per 1 januari 2016 voor het - te verwachten - geval dat de politiek in 2015 nog verdere wijzigingen aanbrengt.

Ten derde zijn nog diverse onderdelen die nog in lagere regelgeving moeten worden uitgewerkt. De omstandigheid dat er nog veel zaken in lagere regelgeving moeten worden uitgewerkt geeft aan dat er kennelijk meerdere opties mogelijk zijn. Daardoor zal er vermoedelijk weer veel discussie ontstaan met kans op verdere vertraging in de uitvoering en dat zal de invoeringsdatum van 1 januari 2015 eveneens in gevaar kunnen brengen.

Wij zijn daarom van mening dat het veel beter is om de lagere wetgeving te integreren in het voorliggende wetsvoorstel, zodat ook het parlement haar mening hierover kan geven in samenhang met de voorliggende hoofdzaken.

Inhoudelijke punten
Het uitgangspunt van één toetsingskader waarbinnen de overeengekomen collectieve pensioenovereenkomsten uitgevoerd moeten worden, wordt onderschreven. Daarbij is echter het voorstel sterk nominaal georiënteerd met een ons inziens te grote nadruk op het inbouwen van zekerheden. Deze zekerheden worden afgedwongen door een aanzienlijke aanscherping van regels, vooral met betrekking tot de op te bouwen buffers en ten aanzien van de voorwaarden rondom indexering. Dat betekent naar onze mening dat indexatie de komende jaren voor de meeste fondsen aanzienlijk lastiger wordt, zo niet onmogelijk. Daarnaast zijn de vooruitzichten voor de jaren daarna qua indexatie ook ongunstig, zo blijkt uit de reacties van een aantal pensioenfondsen. In concreto betekent dat bij de nu historisch lage inflatie van 2 % reeds, dat over een periode van 10 jaar een koopkrachtverlies van meer dan 20 % kan worden verwacht.

We delen op dit punt dan ook niet de mening van het kabinet, zoals op meerdere plaatsen verwoord in de Memorie van Toelichting, dat met dit voorgestelde toetsingskader een geïndexeerd pensioen beter gerealiseerd c.q. gewaarborgd kan worden. Het lijkt er sterk op dat het kabinet in haar wens om de ‘invaardiscussie’ te vermijden, is doorgeschoten in haar streven naar maximering van de zekerheid.
Bij de overgang van eindloon naar middelloon heeft dit ‘invaar’ aspect toentertijd toch ook geen ‘invaardiscussie’ opgeleverd? Of wordt de invaarproblematiek toch als onoverkomelijk beschouwd?

Als dat niet het geval is, waarom zijn er geen ruimere mogelijkheden om te sturen op een welvaartsvast pensioen, zoals met acceptatie door de deelnemers en gepensioneerden vooraf van het hanteren van een lagere zekerheidsmaat dan 97,5 procent en een buffereis die past bij die reële ambitie. De zekerheidsmaatstaf is bovendien op zich toch al misleidend, want zekerheid kent twee keuzes: óf er mag niet worden gekort zoals de Wft voorschrijft aan verzekeraars ( dat is volledige pensioenzekerheid) óf er mag resp. moet wel worden gekort zoals de Pensioenwet voorschrijft (dat is géén pensioenzekerheid). Daarom kan de zekerheidsmaatstaf naar onze mening beter worden afgeschaft, hetgeen bij de pensioenfondsen tot een beleggingsbeleid met hogere opbrengsten kan leiden nodig om de indexatie te kunnen betalen.

Een ons inziens onwenselijke aanscherping van de regels is dat met de invoering van dit nieuwe FTK het ongedaan maken van bijvoorbeeld kortingen en/of misgelopen indexaties van de afgelopen zes jaar feitelijk onmogelijk is geworden. Dat is voor de gepensioneerden die niet meer zo lang hebben te leven vergeleken met de actieven, een onterechte financiële achterstelling.

Het surplus boven de in het wetsontwerp gestelde grens (het hoogste percentage aan dekkingsgraad voor volledige indexatie of VEV) mag slechts voor één tiende deel worden ingezet. We kunnen ons voorstellen dat in het kader van overgangsmaatregelen het wenselijk is dat pensioenfondsen in 2015 m.b.t. de herstelsystematiek opnieuw kunnen beginnen. En ook dat indien vanaf 1 januari 2015 zou worden begonnen met het opbouwen van pensioen, deze beperking wellicht enigszins acceptabel zou kunnen zijn. Maar het lijkt er nu wel heel sterk op dat de huidige deelnemers (zowel diegene die nu opbouwen als gepensioneerden) op dit punt de hele rekening betalen. Het wetsvoorstel lijkt op een bewuste keus om de kortingen en/of misgelopen indexaties van de afgelopen crisisjaren in feite in zijn geheel ‘afgestempeld’ te laten met alle negatieve gevolgen voor de koopkracht en macro-economische nadelen voor Nederland van dien.

Voor ondersteuning van de argumentatie om hogere buffers verplicht te stellen wordt ons inziens in de Memorie van Toelichting al te frequent gewezen op het evenwicht tussen de generaties dat daarmee gediend zou zijn: ‘Want voor ouderen is het uitsmeren van financiële schokken gunstig en voor jongeren het vergroten van de buffer, waardoor langer gewacht dient te worden met indexeren.’ Naast het feit dat de implicaties en de uitwerking hiervan per fonds verschillen, is het zeer de vraag of de jongeren zonder meer zijn gediend met het uitstellen van indexaties: hun opgebouwde aanspraken stijgen immers ook niet mee op dat moment. Dit klemt namelijk des te meer omdat uit voorbeelden van diverse pensioenfondsen inmiddels is gebleken dat het te bereiken pensioen als je rekening houdt met verschillende scenario’s, lager ligt dat thans het geval is.

Tenslotte willen wij wijzen op de tegenstrijdigheid tussen het hanteren van het te verwachten rendement voor het berekenen van de benodigde premie en het hanteren van een ‘risicovrije’ rente voor het berekenen van de verplichtingen in de toekomst. Een recent onderzoek door voormalig directeur vermogensbeheer bij ABP Jelle Mensonides onder 40 pensioenfondsen toonde aan dat de gebruikte rekenrentes voor de premieberekening varieerden tussen de 2,8% en 6,7% (bij het ABP). Bij deze hoge percentages wordt te weinig premie gevraagd (dus géén kostendekkende premie) door het pensioenfonds als basis voor het beleggings-rendement en daarmee te weinig pensioenvermogen opgebouwd. Dat is slecht voor zowel de actieve deelnemers als voor de gepensioneerden, omdat korten van de opgebouwde pensioenen dan blijft gebeuren. Wij pleiten dan ook voor een gelijke rekenrente voor de kostendekkende (!) premie als voor de verplichtingen.

Wij zouden het waarderen indien uw commissie aandacht zou willen geven aan de bovengenoemde bezwaren.

Met vriendelijke groet,

Erik Daae
Voorzitter