Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

Verbeterde dekkingsgraden en nieuwe belastingvoorstellen (22 okt.)

Correctie op nieuwsbrief van 15 oktober 2012
In de tweede paragraaf onderaan wordt het getal van € 3 miljard aan premie genoemd; dat moet zijn € 30 miljard premie. Ter vergelijking met de recente DNB cijfers: over geheel 2011 werd door de pensioenfondsen € 30,6 miljard premie ontvangen evenals € 21,7 miljard aan bruto beleggings-opbrengsten; met andere indirecte opbrengsten maar na aftrek van kosten is dat in totaal € 90,2 miljard. Het totaal aan pensioenuitkeringen bedroeg in 2011 € 25,1 miljard, dus € 5,5 miljard minder dan de in 2011 ontvangen premie! De lage dekkingsgraad komt dan ook alleen door de Mutatie technische voorzieningen (pensioenverplichtingen) die steeg van € 16 miljard in 2009 naar € 120 miljard in 2011 vanwege de door DNB verplicht te gebruiken onjuiste lage rekenrente.  Volgens de leerboeken is de discontovoet (rekenrente) namelijk afhankelijk van de aard van de verplichtingen. Gegarandeerde verplichtingen moeten verdisconteerd worden tegen een risicovrije rente, speculatieve verplichtingen moeten worden verdisconteerd tegen een rekenrente die meer risico weerspiegelt dan wel met een afslag op de kasstroom. Maar risicovrije rente bestaat niet en onze pensioenen zijn niet 100% gegarandeerd, maar ‘slechts’ 97,5%. Dus een prudente afslag op de kasstroom (rendement) is de enige juiste rekenrente. Daarvan proberen wij de politiek te overtuigen.

Bovendien werd tot 2007 gerekend met de gerealiseerde levensverwachting en niet zoals nu met de voor de toekomst geschatte levensverwachting waardoor de dekkingsgraden flink zakten. De nieuw ingevoerde rekenrente heeft wel een kleine verbetering gebracht. De vijf grootste pensioenfondsen hebben over de eerste drie kwartalen van 2012 een rendement van gemiddeld 10,8% behaald ondanks de banken- en eurocrisis, aldus het FD van 19 oktober. Helaas is dat nog niet voldoende voor de bedrijfstakpensioenfondsen voor de metaal PMT en PME met 1,7 miljoen deelnemers om niet te hoeven korten op 1 april 2013 met 7% resp. 6% bovenop de gemiste indexatie van 9,1% resp. 10,8%. De dekkingsgraad van eind december 2012 is echter bepalend. Aangeraden wordt om de pensioenfondsen die verwachten te korten, nú een brief te schrijven (zie bijlage 1 en bijlage 2).

Voorstellen van de Commissie Van Dijkhuizen
Voor gepensioneerden is vooral de AOW en het aanvullend pensioen evenals de eigen woning van belang in het voorstel voor een herziening van het belastingstelsel aan de onderhandelingspartners VVD en PvdA. Voorgesteld wordt om over te gaan op twee schijven, 37% zoals nu en 49%.
Voor de pensioenen wordt o.a. voorgesteld om de  gepensioneerden fiscaal gelijk te behandelen met personen jonger dan de pensioenleeftijd. Gepensioneerden kennen nu een vrijstelling van de AOW-premie. Hierdoor ligt het gecombineerde tarief inkomstenbelasting voor deze groep tot een jaarinkomen van circa € 34.000 een 17,9 procent lager dan het tarief voor niet-gepensioneerden. Dit verschil wordt dan zeer geleidelijk verminderd door de bovengrens van de tweede belastingschijf van box 1 niet meer volledig te indexeren voor belastingplichtigen die zijn geboren na 1945. De commissie stelt voor om dit proces te versnellen door het gecombineerde tarief voor gepensioneerden met één procentpunt per jaar te laten toenemen. Na achttien jaar geldt er dan één tariefstructuur voor alle belastingplichtigen en dus een lastenverzwaring voor de gepensioneerden.
 
Voor de woningmarkt wordt door de commissie o.a. het volgende voorgesteld. Voor nieuwe en bestaande hypotheken wordt aflossen gestimuleerd. De hypotheekrenteaftrek blijft als principe overeind. Wel wordt gedurende de looptijd de aftrekbaarheid van de rente geleidelijk teruggebracht via een dertigjarig forfaitair-annuïtair schema. Dit schema ligt vast gedurende de looptijd en gaat uit van de woningschuld op het moment van aangaan van de schuld te rekenen voor bestaande gevallen per 31 december 2013. Er is geen verplichting om daadwerkelijk af te lossen. Tevens worden het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek tegen het tarief van de nieuwe eerste schijf, 37 procent, in de IB-heffing betrokken. Volgens de berekeningen van het CPB betekent dit alles voor de gepensioneerden met meer dan 120% AOW een jaarlijks koopkrachtverlies van 0,25%-0,50%.

Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 22 oktober 2012.