Contant maken verplichtingen met risicovrije rente onjuist (6 aug. 2012)
De bekende ‘senior editorial writer and columnist’ John Plender van de Financial Times schreef onlangs dat ‘No asset is risk-free, nor does it make much sense to talk of the risk-free rate when referring to the yield on top quality sovereign debt’. In gewoon Nederlands wil dat zeggen dat er geen risicovrije beleggingen bestaan, óók staatsleningen niet. Ik ben het daar geheel mee eens en dat hebben we ook gemerkt in de eurozone. Daarom kan het contant maken van pensioenverplichtingen op basis van een risicovrije rente helemaal niet, omdat een risicovrije rente nu eenmaal niet bestaat. Maar welke verklaring is daarvoor te vinden?
Wij kennen al vele eeuwen de reële economie waarin producten en diensten worden verhandeld. Het daarvoor noodzakelijke traditionele bankieren betekent geld uitlenen aan particulieren en bedrijven. Daarmee was volgens de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) in 2011 wereldwijd een bedrag van 22 biljoen dollar gemoeid. Maar sinds de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw ontstond er een virtuele economie met de door zakenbanken bedachte bijproducten bij de ‘echte’ transacties. Deze bijproducten worden ‘derivaten’ genoemd en zijn later een eigen leven gaan leiden zoals o.a. swaps en futures. In de eerste helft van 2011 stond er volgens de BIB maar liefst 554 biljoen dollar aan deze rentederivaten uit, een 25-voud van de reële economie. Met deze derivaten proberen o.a. pensioenfondsen rente-ontwikkelingen af te dekken. Dit betreft dus geen echt geld uit de reële economie, maar wordt mogelijk gemaakt door o.a. de Europese Centrale Bank (ECB). Onlangs bleek ook de fraude met de interbancaire rente (Libor en Euribor) die ook de basis vormen voor deze rentederivaten. Waarom zouden we nog vertrouwen hebben in banken?
Maar rentederivaten hebben nog meer effecten
De bezittingen en verplichtingen van pensioenfondsen moeten op basis van internationale afspraken op ‘marktwaarde’ worden gewaardeerd om de dekkingsgraad te kunnen berekenen. Voor de bezittingen bestaat vaak een markt waar een dagelijkse prijs voor die bezittingen wordt bepaald, behalve bij incourante beleggingen zoals een teakbomenplantage.
Maar pensioenverplichtingen worden niet verhandeld en daarom bestaat daar géén marktprijs voor. Daarom werd bedacht om de waarde van de verplichtingen te baseren op het contant maken van de huidige en toekomstige verplichtingen (‘disconteren’) tegen het rendement van zogenaamd ‘risicovrije’ staatsleningen met looptijden die overeenkomen met de verplichtingen. Met de gedachte dat een dergelijk rendement altijd wel kan worden gemaakt. Maar helaas, de rente voor staatsleningen is voor AAA-landen als Nederland zeer laag door toedoen van de ECB en niet zonder risico qua waarde. Bovendien geeft Nederland (te) weinig staatsleningen uit die langer lopen dan 20 jaar en tevens verhandelbaar zijn. Daar is wel veel vraag naar bij de Nederlandse pensioenfondsen, tot een looptijd van zelfs 100 jaar zoals in andere landen.
Oplossing van minister Kamp
Om de pensioenverplichtingen langer dan 20 jaar te kunnen disconteren voor de berekening van de dekkingsgraad heeft minister Kamp voorgesteld om een rentederivaat als de Ultimate Forward Rate (UFR) te laten gebruiken. Diverse deskundigen hebben daar grote bezwaren tegen. Zelf pleit ik voor de erkenning dat er géén risicovrij disconto (rekenrente) bestaat en de bestaande marktfluctuaties worden geaccepteerd. En dat bij de discontering van de verplichtingen wordt uitgegaan van een prudentieel gerealiseerd rendement met een verlaging van de zekerheidsmaatstaf van 97,5% in de Pensioenwet. Dan kan er gewoon worden belegd met de bestaande risico’s en onzekerheden met een kans op een goed rendement (belangrijk voor jongeren) en minder kans op (tijdelijk) korten evenals met meer kans op compensatie voor inflatie (goed voor ouderen). Oud-minister Hoogervorst, nu voorzitter van de International Accounting Standards Boards (IASB) in Londen, adviseert in een interview in het blad NPN over de rekenrente ‘Minister Kamp zou er wel goed aan doen om met een schuin oog naar onze standaard te kijken’. Want: ‘Accounting is geen exacte wetenschap’.
Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 6 augustus 2012.