Skip to main content

Nieuwsbrieven Pensioenbehoud

De aanvullende pensioenen moeten de AOW-leeftijd gaan volgen (12 mei 2014)

Het kabinet Rutte heeft besloten om de AOW leeftijd na 2015 nog sneller te verhogen dan eerder was afgesproken. Daar moeten de Tweede Kamer en Eerste Kamer nog wel het groene licht voor geven. De nieuwe regeling voor de AOW-leeftijd ziet er na de goedkeuring als volgt uit:

In 2013 is de AOW-leeftijd: 65 jaar en 1 maand,
in 2014 is de AOW-leeftijd: 65 jaar en 2 maanden,
in 2015 is de AOW-leeftijd: 65 jaar en 3 maanden.
in 2016 is de AOW-leeftijd: 65 jaar en 6 maanden,
in 2017 is de AOW-leeftijd: 65 jaar en 9 maanden,
in 2018 is de AOW-leeftijd: 66 jaar,
in 2019 is de AOW-leeftijd: 66 jaar en 4 maanden,
in 2020 is de AOW-leeftijd: 66 jaar en 8 maanden,
in 2021 is de AOW-leeftijd: 67 jaar,
en vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en steeds vijf jaar tevoren vastgesteld.

Maar hoe gaat het met onze pensioendatum?

Bij de aanvullende pensioenregeling hebben de sociale partners echter nog steeds geen afspraken gemaakt voor een latere ingangsdatum van de pensioenen. Ook het kabinet heeft daarover nog geen voorstellen gedaan. Het ligt voor de hand dat de aanvullende pensioenen de AOW-leeftijd zullen gaan volgen. Anders komen de pensioenfondsen financieel in de problemen met de oplopende levensverwachting evenals de gepensioneerden.

Een verschillend ingangsmoment voor de AOW en het aanvullend pensioen stelt de deelnemers van pensioenfondsen bovendien voor een lastig keuzeprobleem. Van een aanvullend pensioen zonder AOW kan bijna niemand leven, want het gemiddelde aanvullende pensioen is circa € 6.000,- per jaar. De AOW voor een echtpaar is echter het driedubbele. Zo wordt men verplicht om door te werken, terwijl daarover geen sluitende afspraken zijn gemaakt in de wet en cao. Dat moet zo spoedig mogelijk gebeuren.

Nieuwsbrief van de Stichting Pensioenbehoud van 12 mei 2014.