Pensioenproblemen niet veroorzaakt door gepensioneerden FD Selections van maandag 18 april 2011
Liane den Haan en Rob Walsteijn
Veel deskundigen stellen dat gepensioneerden vanwege hun langere levensverwachting in het verleden te weinig pensioenpremie hebben betaald. Dit geeft voeding aan het idee dat de problemen in de pensioensector voor een deel zijn veroorzaakt door gepensioneerden. Wij vinden deze bewering niet houdbaar.
Om de financiële situatie van een pensioenfonds te beoordelen kijkt de Nederlandsche Bank naar de dekkingsgraad van het fonds. Een dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat een fonds precies aan alle toekomstige verplichtingen kan voldoen. Door de harde nominale pensioentoezeggingen moeten fondsen stevige reserves aanhouden, die bij tegenvallers als buffer dienen. Als de dekkingsgraad onder de 105% komt dan moet het fonds een herstelplan indienen. Pas in het uiterste geval mag een korting plaatsvinden op het pensioen. Afstempelen als ultimum remedium, zo heet dat in pensioenkringen.
De dekkingsgraad van een pensioenfonds wordt maar voor een beperkt deel bepaald door pensioenpremies. De afgelopen decennia zijn de vermogens van pensioenfondsen gestegen naar ruim € 800 mrd. Een ruwe berekening laat zien dat 1% van het pensioenvermogen gelijk is aan 25% van de totale pensioenpremie. Dat is ook de reden dat het premie-instrument sterk aan betekenis heeft ingeboet bij het opvangen van schokken op financiële markten.
Beleggingsopbrengsten
Cruciaal voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen zijn de opbrengsten van de beleggingen en de risicovrije rente waarmee verplichtingen worden uitgerekend. Op dit moment is sprake van de paradoxale situatie dat pensioenfondsen het qua vermogen uitstekend doen, maar met hun toekomstige verplichtingen in de probleemzone zitten. Dat komt door de hoge reserves die fondsen moeten aanhouden en doordat de risicovrije rente uitzonderlijk laag is.
Sinds 2007 zijn pensioenfondsen verplicht de pensioenpremie op kostendekkend niveau vast te stellen. Voor die tijd lag dat volstrekt anders. Er werd pas naar de hoogte van de pensioenpremie gekeken als de dekkingsgraad daar aanleiding toe gaf. Verder moesten pensioenfondsen rekenen met een vaste rente van 4% en niet met een risicovrije rente zoals nu het geval is. Conclusie: de situatie van toen is onvergelijkbaar met die van nu.
Stille reserves
Daarom vinden wij het een merkwaardige boekhoudkundige exercitie om in 2011 uit te rekenen dat werknemers in de jaren '90 te weinig pensioenpremie hebben betaald, gezien hun langere levensverwachting. Dat gaan wij echt niet aan onze achterban voorleggen. Je kan namelijk evenzeer beweren dat werknemers in de negentiger jaren helemaal geen pensioenpremie hadden hoeven te betalen, vanwege de enorme stille reserves die toen bestonden. De risicovrije rente was in die tijd namelijk veel hoger dan de rekenrente van 4%. Ook zou je kunnen beweren dat werkgevers in nog hogere mate hebben geprofiteerd. Zij betalen immers het grootste deel van de pensioenpremie.
De suggestie dat senioren op grote schaal hebben geprofiteerd van de lage pensioenpremies en dat zij de rekening van de langere levensverwachting bij jongeren neerleggen, leidt tot veel verontwaardiging bij onze achterban. De economie heeft sterk geprofiteerd van de gestegen koopkracht van werknemers. En de huidige welvaart is voor een groot deel te danken aan de inspanningen van deze groep senioren. We kunnen best een bijdrage van gepensioneerden vragen als zich problemen voordoen. Maar dan wel met redelijke argumenten.
Liane den Haan is directeur en Rob Walsteijn adviseur van de seniorenorganisatie ANBO